Stuur jouw examenvragen in

Opmerking: de vragen en oplossingen zijn door de jaren heen verzameld. De vragen zijn een goede representatie van het examen, maar de oplossingen kunnen onvolledig zijn of foutjes bevatten. Je gebruikt de oplossingen dus best enkel als een leidraad. Indien je een fout vindt of een aanvulling hebt, mag je die ons altijd laten weten. 

Een renaissancevorst houdt een bruiloftsfeest en wil een versiering. Deze versiering bestaat uit een reeks doeken, beelden en arcaden. Het is eigenlijk maar tijdelijke versiering en zal nadien worden vernietigd. Wat waren deze versieringen? De vorst was echter zo onder de indruk van de doeken dat hij de schilder de opdracht gaf om van deze doeken een tapijt te laten maken in Brussel. Hoe gaat hij te werk?

  1.  De schilder maakt eerst een ontwerp. Dit eerste ontwerp is een kleine ingekleurde tekening. Na dit eerste ontwerp maakt hij een een tweede ontwerp met de juiste afmetingen. Dit wordt het karton genoemd. Het kan op verschillende manieren vervaardigd worden, meestal leggen ze stroken papier van ongeveer 40 cm verticaal en naast elkaar en kleven ze deze. Na dit karton stuk kan er geweven worden.
  2. Bij het weven moeten we rekening houden met lage of hoge schering.
    Lage schering of basse lisse is een horizontaal getouw. Het model bevindt zich onder de ketting. Men weeft weer van links naar rechts en de tekening staat haaks op de ketting. Ze nemen hier ook een breedte van ong. 75 cm. Men heeft wel geen volledig overzicht op de compositie en het karton is het spiegelbeeld van het weefsel. Deze techniek gaat sneller omdat men beide handen vrij heeft door het voetpedaal vanonder. Hier moet de ontwerper zich schikken naar de wever.
    Hoge schering of haute lisse is een verticaal getouw. Het model bevindt zich achter de wever en hij ziet het door een spiegel. Men weeft ook van links naar rechts en de tekening staat haaks op de ketting. De breedte bedraagt hier ook ca. 75 cm. Hier heeft men wel een volledig overzicht op de compositie en het karton is het weefsel zelf. De techniek gaat trager omdat men maar één hand vrij heeft doordat er geen voetpedaal is. De wever schikt zich hier naar de ontwerper.

Welke technieken bestonden er in de grafiek van de 17de eeuw.

LOODGRIFFEL → ZILVERSTIFT → GRAFIETSTIFT → HOUTSKOOL → GEOLIED HOUTSKOOL → NATUURKRIJT → HOUTSNEDE → KOPERGRAVURE → DROGENAALD → MEZZOTINT → ETS → VERNIS MOU

Een man wil een klein zilveren draakje aan een ketting cadeaudoen aan zijn vrouw (14 de eeuw). Hoe werd dit draakje gemaakt? Nadien wil die man zijn vrouw met dat kettinkje laten vereeuwigen op schilderij, hoe gaat de schilder te werk?

  1. DRAAKJE
    • Eerst wordt een legering gemaakt met zilver, want zilver wordt nooit in zijn zuivere vorm gebruikt.
    • Het draakje kan gegoten worden op verschillende manieren. Dus volgens de verloren was techniek of de zandsmelttechniek.
      Verloren wastechniek → verlies van model: Men vertrekt van een wassen model waar rond een mantel wordt gemaakt van plaaster, baksteengruis, paardenhaar, koeienmest enzo. Het wassen model wordt in een stalen cilinder gezet en daarrond wordt het mengsel van plaaster bijgegoten. Dan worden er aan- en afvoerkanalen gemonteerd zodat de gassen en vloeistoffen kunnen wegvloeien. Nadat gedaan is, wordt er een klei-oven rond de keren en mantel gedaan. Ze laten dit opwarmen tot 450 graden zodat de was smelt en wegvloeit. De was laat een holle ruimte achter. Dan begint men te gieten. Het gieten moet in één geut gebeuren. Hier opnieuw ontsnappen de gassen langs de kanaaltjes. Nadat het geheel is afgekoeld, slaagt men de mantel kapot. (die gaat ook verloren). De afvoerkanaaltjes worden afgezaagd, net zoals de metalen hechtstaafjes. Verder wordt langs onder het plaaster eruit gehaald en wordt het beeldje gepolijst. → Behoud van model: hier wordt een negatief model gemaakt van plaaster. Zo nodig in 2 delen. Beide delen worden ingesmeerd met een laagje was van 2 tot 6 cm en dan terug aan elkaar geschroefd. Bovenaan is er een gietopening en daar giet men een mengsel van plaaster, koemest, baksteengruis,.. in. Dit laat men stollen en dan neemt men de negatieve modellen weg, deze blijven dus behouden. De waslaag wordt geretoucheerd en dan giet men op dezelfde wijze als bij behoud van model.
      Zandsmettechniek → Bij deze techniek wordt een mantel/kern van zand en klei soorten gemaakt. Zand is goedkoper, kan meermaals gebruikt worden en de techniek is sneller. Het nadeel is ervan dat er achteraf meer gepolijst moet worden. → Vol beeld: er wordt een afdruk gemaakt van een positief model in gips of hout in een ijzeren zandbak waar zich een mengsel van klei en zand bevindt. Tussen het model en het zand moet wel een laagje houtskool zijn. Opnieuw worden er aan- en afvoerkanaaltjes voorzien. Dan laat men het zand stoven op een temperatuur dat opgekrikt wordt tot 450 graden. Het zand wordt zo hard. Dan worden beide delen aan elkaar gemaakt en wordt er gegoten. Na de afkoeling worden beide delen terug verhit en worden ze gesoldeerd. Daarna gepolijst → Hol beeld: voor een hol beeld gaan we met negatieve mallen een positieve afdruk maken in het zand. De kern wordt uit de mallen genomen en er wordt over het oppervlak geschraapt ( 7 tot 9mm, hangt af van grootte beeld). Dan wordt de positieve kern al zwevend in de negatieve mallen gemonteerd en worden er houten bruggen door de waslaag gestoken zodat het blijft steken. Dan wordt er gegoten. Na de afkoeling worden beide delen weer verhit en gesoldeerd. Daarna gepolijst.
      In ossa sepia gieten → Hiervoor wordt zeeschuim of meerschuim gebruikt, dat is het kalkhoudende inwendige schild van een inktvis dat op sommige stranden aanspoelt. De edelsmid snijdt het doormidden en haalt dan uit beide kanten de vorm uit. Dan worden beide kanten weer aan elkaar gehecht d.m.v zilverdraad. Dan wordt er gegoten. Bij het gieten verbrandt het schild en is het dus niet herbruikbaar. Als het afgekoeld is, wordt het beedje gepolijst.
  2.  SCHILDERIJ

Beeld je in dat je een rijke Antwerpenaar uit het jaar X bent en je in een atelier een bepaald beeld Y bestelt van groot formaat, marmer voor in de tuin. Je wilt van dat beeld ook nog enkele kleine bronzen replica’s voor op de schouw.

  1. BEELD → Voorbereidende fase: zowel plastisch als grafisch. Men maakt een aantal tekeningen, van verschillende opzichten. Daarna maak je een klein plastisch model, meestal in het materiaal zelf. → dan begint het beeldhouwen zelf, dus eerst kapt men een ruwe vorm. Deze wordt de ‘jop’ genoemd. Vervolgens wordt het beeld met verschillende puntijzers verder en beter uit het stuk steen gehaald. De hamers waarmee het gemaakt wordt zijn meestal van een zacht materiaal. Om vormen af te ronden gebruikt men getande beitels en dieper gelegen delen worden vaak afgelijnd en het overige materiaal wordt met een boor verwijderd. Als de kunstenaar het zelf uit de steen kapt is het een taille direct, door zijn atelier een taille indirect →
  2. BRONZEN REPLICA’S
    • Verloren was techniek → verlies van model: Men vertrekt van een wassen model waar rond een mantel wordt gemaakt van plaaster, baksteengruis, paardenhaar, koeienmest enzo. Het wassen model wordt in een stalen cilinder gezet en daarrond wordt het mengsel van plaaster bijgegoten. Dan worden er aan- en afvoerkanalen gemonteerd zodat de gassen en vloeistoffen kunnen wegvloeien. Nadat gedaan is, wordt er een klei-oven rond de keren en mantel gedaan. Ze laten dit opwarmen tot 450 graden zodat de was smelt en wegvloeit. De was laat een holle ruimte achter. Dan begint men te gieten. Het gieten moet in één geut gebeuren. Hier opnieuw ontsnappen de gassen langs de kanaaltjes. Nadat het geheel is afgekoeld, slaagt men de mantel kapot. (die gaat ook verloren). De afvoerkanaaltjes worden afgezaagd, net zoals de metalen hechtstaafjes. Verder wordt langs onder het plaaster eruit gehaald en wordt het beeldje gepolijst. → Behoud van model: hier wordt een negatief model gemaakt van plaaster. Zo nodig in 2 delen. Beide delen worden ingesmeerd met een laagje was van 2 tot 6 cm en dan terug aan elkaar geschroefd. Bovenaan is er een gietopening en daar giet men een mengsel van plaaster, koemest, baksteengruis,.. in. Dit laat men stollen en dan neemt men de negatieve modellen weg, deze blijven dus behouden. De waslaag wordt geretoucheerd en dan giet men op dezelfde wijze als bij behoud van model.
    • Zandsmelttechniek → Bij deze techniek wordt een mantel/kern van zand en klei soorten gemaakt. Zand is goedkoper, kan meermaals gebruikt worden en de techniek is sneller. Het nadeel is ervan dat er achteraf meer gepolijst moet worden. → Vol beeld: er wordt een afdruk gemaakt van een positief model in gips of hout in een ijzeren zandbak waar zich een mengsel van klei en zand bevindt. Tussen het model en het zand moet wel een laagje houtskool zijn. Opnieuw worden er aan- en afvoerkanaaltjes voorzien. Dan laat men het zand stoven op een temperatuur dat opgekrikt wordt tot 450 graden. Het zand wordt zo hard. Dan worden beide delen aan elkaar gemaakt en wordt er gegoten. Na de afkoeling worden beide delen terug verhit en worden ze gesoldeerd. Daarna gepolijst → Hol beeld: voor een hol beeld gaan we met negatieve mallen een positieve afdruk maken in het zand. De kern wordt uit de mallen genomen en er wordt over het oppervlakte geschraapt ( 7 tot 9 mm, hangt af van grootte beeld). Dan wordt de positieve kern al zwevend in de negatieve mallen gemonteerd en worden er houten bruggen door de waslaag gestoken zodat het blijft steken. Dan wordt er gegoten. Na de afkoeling worden beide delen weer verhit en gesoldeerd. Daarna gepolijst.

Je bent een antiekhandelaar en een klant komt enkele vragen stellen over voorwerpen uit je winkel. Hij wil weten hoe volgende voorwerpen gemaakt zijn:

  1. Een houten retabel→ Eerst wordt het jongste hout verwijdert (spint en schors). Dan wordt het houd horizontaal op een werkbank vastgeklemd (vaak zijn hier de sporen nog van te zien). Dan wordt het beeld gesneden met houten beitels en gutsen of holle beitels waarop met knuppelvormige hamers wordt geklopt.
  2. Een porseleinen bord→ Voor het maken van porselein wordt kaolien, veldspaat en kwarts gebruikt. Dit wordt gebakken in een oven met een temperatuur tussen 1250 – 1400 graden. Porselein kan beschilderd worden met metaal oxides dat oplossen in water als het zich in een toestand van leerhard tot gedroogd bevindt. Na de biscuitbrand brengt men dan meestal glazuur aan. Dit gebeurt door het object in te wrijven of te beschilderen met oxides. Na de gladbrand kan men echter ook een beschildering maken met metaaloplossingen om lustre-effecten of metaalglans te krijgen

Je bent gids in een museum en de bezoekers willen weten hoe de volgende voorwerpen gemaakt zijn: twee afbeeldingen

  1. Een marmeren beeld → Voorbereidende fase: zowel plastisch als grafisch. Men maakt een aantal tekeningen, van verschillende opzichten. Daarna maak je een klein plastisch model, meestal in het materiaal zelf. → dan begint het beeldhouwen zelf, dus eerst kapt men een ruwe vorm. Deze wordt de ‘jop’ genoemd. Vervolgens wordt het beeld met verschillende puntijzers verder en beter uit het stuk steen gehaald. De hamers waarmee het gemaakt wordt zijn meestal van een zacht materiaal. Om vormen af te ronden gebruikt men getande beitels en dieper gelegen delen worden vaak afgelijnd en het overige materiaal wordt met een boor verwijderd. Als de kunstenaar het zelf uit de steen kapt is het een taille direct, door zijn atelier een taille indirect
  2. Een lederen plakkaat

Waarom mag een zandstenen beeld wel en waarom niet buiten gepresenteerd worden?

Het is het beste om stenen beelden niet buiten te laten staan. Dit is echter om moeilijkheden vragen. Bepaalde steensoorten zijn niet bestand tegen de vorst. Beelden van fonteinen/ buitenbeelden worden daarom in de winter wel helemaal ingepakt zodat ze niet te beschadigd geraken. Dit is een houten bekisting omgewikkeld met stro of met rieten matten of zeilen beschermd. Er moet wel voldoende luchtcirculatie zijn. In deze tijden van zure regen worden beelden van steen vaak aangetast. Ze worden niet enkel door de zure regen aangetast maar ook door een hoge vochtigheid. Dan kunnen er schimmels, algen of korstmossen ontstaan. Deze hechten zich hardnekkig op het oppervlak en zijn moeilijk werk te krijgen. Meestal worden ze bij droog met een hogedrukreiniger verwijdert.

Je bent antiquair en er komt een klant die geïnteresseerd is in een houten beeldje van Jezus uit de 16e eeuw, dat op een kussentje ligt, een klein bronzen luipaardje van de 19e eeuw gemaakt met verloren was en een hol borstbeeld in brons van Napoleon. De man beweert echter dat je hem een houten beeldje wilt verkopen dat houtwormen heeft omdat er aan het hoofd en de voeten van Christus putjes zitten. Ook het luipaardje moet hij niet hebben omdat hij zegt dat er daar 13 in een dozijn kunnen van zijn en het borstbeeld is volgens hem een kopie want een bronzen beeld kan niet hol zijn. Heeft deze man gelijk? Zo ja, waarom? Zo nee, probeer hem met een staaltje technisch kunnen uit te leggen dat hij fout is om die reden.

  1. Houten beeldje → Bij het houten beeldje heeft hij niet gelijk omdat het beeldje vroeger gehecht was aan een kruis. Dan zijn die gaatjes waarschijnlijk van de ingeslagen nagels waarmee het beeld gehecht was aan het kruis. Als er geen kruis aangehecht was dan zouden de gaatjes wel eens afkomstig kunnen zijn van houtwormen.
  2. Bronzen luipaard → Volgens de informatie zegt men dat het sowieso in verloren was gemaakt worden. Wel opnieuw kan het een ja of nee zijn. Bij verloren was heb je namelijk 2 mogelijkheden: verlies van het model en behoud van het model. Als men tijdens het gieten het model verloren is, dankan het zijn dat dit het enigste beeldje is dat die kunstenaar gemaakt heeft van een luipaard. Als men de techniek heeft toegepast en het model heeft behouden, is de mogelijkheid groot dat er meerdere van deze beeldjes zijn omdat mss de kunstenaar net de bedoeling had om er meerdere van te maken.
  3. Hol borstbeeld → Hier heeft hij ongeluk. Bronzen beelden kunnen hol zijn. Dit is opnieuw iets wat de kunstenaar zelf kiest. Er worden vaak Bronzen beelden gegoten. → Hol beeld: voor een hol beeld gaan we met negatieve mallen een positieve afdruk maken in het zand. De kern wordt uit de mallen genomen en er wordt over het opp geschraapt ( 7 tot 9 mm, hangt af van grootte beeld). Dan wordt de positieve kern al zwevend in de negatieve mallen gemonteerd en worden er houten bruggen door de waslaag gestoken zodat het blijft steken. Dan wordt er gegoten. Na de afkoeling worden beide delen weer verhit en gesoldeerd. Daarna gepolijst.

Gegeven: prent van een marmeren beeld en van een broodmandje in ajour/filigraan met granuleren (was niet zeer duidelijk welke techniek, dus verschillende uitleggen).

  1. MARMEREN BEELD → Voorbereidende fase: zowel plastisch als grafisch. Men maakt een aantal tekeningen, van verschillende opzichten. Daarna maak je een klein plastisch model, meestal in het materiaal zelf. → dan begint het beeldhouwen zelf, dus eerst kapt men een ruwe vorm. Deze wordt de ‘jop’ genoemd. Vervolgens wordt het beeld met verschillende puntijzers verder en beter uit het stuk steen gehaald. De hamers waarmee het gemaakt wordt zijn meestal van een zacht materiaal. Om vormen af te ronden gebruikt men getande beitels en dieper gelegen delen worden vaak afgelijnd en het overige materiaal wordt met een boor verwijderd. Als de kunstenaar het zelf uit de steen kapt is het een taille direct, door zijn atelier een taille indirect
  2. AJOUR/FILIGRAAN MET GRANULEREN
    • Ajour: er worden gaatjes gemaakt in het oppervlak van het metaal. Vroeger werd dit gedaan met een pompdril, nu gebruikt men er vooral elektrische of trilboortjes voor.
    • Filigraan: een getorste zilver-/gouddraad worden door 2 rollen met een sierpatroon getrokken. Dan worden ze op het metaal volgens een patroon of een bepaalde manier gelegd. Dan worden ze aan elkaar gesoldeerd. We kunnen draden ook twijnen en zo krijgen we een kantwerkje van goud of zilverdraad.
    • Granuleren: op het metaal gaan we een parelrand maken van zilveren kleine bolletjes. Deze bolletjes worden vastgehecht op het metaal met kopersilicaat, koperacetaat of koperchloride. Dan wordt het verhit en door de verbinding van koper, gaan de bolletjes en het metaal zich aan elkaar hechten.

Leg uit: een bronzen beeld van een zeemeermin staat op een marmeren sokkel met langs 4 kanten half reliëfs. De zeemeermin moet uniek zijn (er mag er dus maar 1 van bestaan) en van deze zeemeermin maakt Henri Toulouse-Lautrec een affiche om te verspreiden. Hoe worden het beeld en de affiche gemaakt?

  1. BRONZEN ZEEMEERMIN
    • Verloren was techniek → verlies van model: Men vertrekt van een wassen model waar rond een mantel wordt gemaakt van plaaster, baksteengruis, paardenhaar, koeienmest enzo. Het wassen model wordt in een stalen cilinder gezet en daarrond wordt het mengsel van plaaster bijgegoten. Dan worden er aan- en afvoerkanalen gemonteerd zodat de gassen en vloeistoffen kunnen wegvloeien. Nadat gedaan is, wordt er een klei-oven rond de keren en mantel gedaan. Ze laten dit opwarmen tot 450 graden zodat de was smelt en wegvloeit. De was laat een holle ruimte achter. Dan begint men te gieten. Het gieten moet in één geut gebeuren. Hier opnieuw ontsnappen de gassen langs de kanaaltjes. Nadat het geheel is afgekoeld, slaagt men de mantel kapot. (die gaat ook verloren). De afvoerkanaaltjes worden afgezaagd, net zoals de metalen hechtstaafjes. Verder wordt langs onder het plaaster eruit gehaald en wordt het beeldje gepolijst. → Behoud van model: hier wordt een negatief model gemaakt van plaaster. Zo nodig in 2 delen. Beide delen worden ingesmeerd met een laagje was van 2 tot 6 cm en dan terug aan elkaar geschroefd. Bovenaan is er een gietopening en daar giet men een mengsel van plaaster, koemest, baksteengruis,.. in. Dit laat men stollen en dan neemt men de negatieve modellen weg, deze blijven dus behouden. De waslaag wordt geretoucheerd en dan giet men op dezelfde wijze als bij behoud van model.
    • Zandsmelttechniek → Bij deze techniek wordt een mantel/kern van zand en klei soorten gemaakt. Zand is goedkoper, kan meermaals gebruikt worden en de techniek is sneller. Het nadeel is ervan dat er achteraf meer gepolijst moet worden. → Vol beeld: er wordt een afdruk gemaakt van een positief model in gips of hout in een ijzeren zandbak waar zich een mengsel van klei en zand bevindt. Tussen het model en het zand moet wel een laagje houtskool zijn. Opnieuw worden er aan- en afvoerkanaaltjes voorzien. Dan laat men het zand stoven op een temperatuur dat opgekrikt wordt tot 450 graden. Het zand wordt zo hard. Dan worden beide delen aan elkaar gemaakt en wordt er gegoten. Na de afkoeling worden beide delen terug verhit en worden ze gesoldeerd. Daarna gepolijst → Hol beeld: voor een hol beeld gaan we met negatieve mallen een positieve afdruk maken in het zand. De kern wordt uit de mallen genomen en er wordt over het oppervlakte geschraapt ( 7 tot 9 mm, hangt af van grootte beeld). Dan wordt de positieve kern al zwevend in de negatieve mallen gemonteerd en worden er houten bruggen door de waslaag gestoken zodat het blijft steken. Dan wordt er gegoten. Na de afkoeling worden beide delen weer verhit en gesoldeerd. Daarna gepolijst.
  2. AFFICHE
    • Lithografie → Deze techniek berust op het principe dat water vet afstoot. Een stuk kalksteen wordt vlakgeslepen. Er wordt een tekening gemaakt van krijt. Dan wordt de steen geëtst met sterk verdund salpeterzuur en Arabische gom. Door het etsen wordt het krijt hard. De steen laten we drogen en de voorstelling wordt weggedaan met zuivere terpentijn. Voor het oog is hetoppervlak blank maar het vet kleeft nog aan de steen. → Voor het drukken wordt de steen met waterrollen bevochtigd en ingerold met vette inkt. Het water blijft staan op de plaatsen waar er niet getekend werd. De inkt hecht zich vast aan de plaatsen waar er zich krijt bevindt. Het drukken gebeurt met een vlakdrukpers, principe van wrijfdruk.

We zijn in 1876. Een rijke man wil tien exacte bronzen kopieën van een marmeren vaas voor in de tuin. Achteraf vallen de vazen zo goed in de smaak dat een tijdschrift er een afbeelding van wil hebben in hun kunstrubriek. Bespreek hoe de bronzen kopieën en hoe de afbeelding tot stand komt.

  1. VAZEN
    • Verloren was techniek (zie eerder)
    • Zandsmelttechniek (zie eerder)
  2. AFBEELDING
    • Lithografie (zie eerder)

Beeld je in dat je een Brugse antiquair bent. Een klant is geïnteresseerd in een Johannesschotel, maar hij vindt het maar rommel want het is te licht. Hij zegt dat het een afgietsel is. Weerleg dit gegeven (papier maché). Ook twee prenten waarvan hij zegt dat het geen echte prenten zijn omdat er geen lijnen opstaan, enkel puntjes.

Beeld in dat je werkt in een veilinghuis. Een potentiële koper is geïnteresseerd in deze twee voorwerpen (albasten buste en een kast waar vernis martin, mahoniehout, marmer, glas en ormolu in verwerkt zijn). Geef de potentiële klant meer informatie over deze voorwerpen en over de conservatie.

Een rijke bankier in de ME ( gedurende de Vlaamse primitieven) in Luik wilt een triptiek in de Sint-Lambertuskerk, het middenpaneel wordt versneden en gepolychromeerd door een beeldhouwer uit Brugge en op de zijpanelen een portret van hij en zijn vrouw met patroonheiligen. Bespreek.

Je bent graaf X en je leefde in de 15de eeuw. Je hebt een aantal landerijen en je wilt die door schilders laten vereeuwigen. Hoe gaat dit in zijn werk?

Lord X leeft op het einde van de 18e eeuw en laat zichzelf vereeuwigen in een geschilderd portret. Nadien laat hij het portret ‘omzetten’ in prent om te verspreiden onder zijn vrienden en kennissen. Hoe kan de schilder te werk gaan en welke technieken kan de graveur aanwenden, wetend dat de prent in grote oplage moet verschijnen? 

KOPERGRAVURE → HOUTSNEDE → ETS → LITHOGRAFIE

Je bent een 18de eeuwse graveur in Leuven. Carolus is een tekenaar die plantillustraties maakt en op zoek is naar een graveur voor zijn boek. De gravures moeten realistisch en genuanceerd zijn! De uitgever is Jacob en je moet hem overtuigen om jou uit te kiezen. → Leg de verschillende technieken uit en zeg ook welke inscripties er onderaan de gravure moeten staan.

Een ingelijste prent mag je zo bewaren in een depot?

Een houten beeld vertoont barsten en de verflaag komt los. In welke omstandigheden zou het zich bevonden kunnen hebben? 

Beeld je in dat je een kunsthandelaar bent bij Sotheby’s. Een veehandelaar die geïnteresseerd is in enkele kunstwerken komt jou meer uitleg vragen omdat hij de uitleg in de veilingcatalogus niet verstaat (je krijgt dan die 2 afbeeldingen: in mijn geval een kast van marqueterie en een lithografie). Vertel hem hoe deze kunstwerken werden gemaakt en hoe je ze moet behandelen/bewaren.

Bespreek volgende termen:

  • cellulosenitraat
  • jean-cousin rood
  • ascus
  • cartapesta
  • pettenkoferen
  • goudglas
  • EPNS
  • piqué
  • encaustiek
  • netzglas
  • asch
  • treated colours
  • dalle de verre
  • AVL-Ville
  • certosina
  • foxing
  • pontypool ware (geen pontypool Japan Works!)
  • spermacetiwas
  • light damage slide rule
  • rode rot